Selecteer een pagina

Ik zag haar de trein binnenkomen.
Een schichtig om zich heen kijkende vrouw, ongeveer zeventig jaar oud.
Ze droeg een klein koffertje, een handtas en daarbij nog een bosje bloemen.
Ze zette het koffertje neer en nam de handtas en bloemen in haar andere hand.
Dat ging niet zo gemakkelijk, ze liet de bloemen uit haar handen vallen en mopperde in zichzelf.
Haar loshangende sjaal zat in de weg en ze gooide het over haar schouder, maar het bleef niet zitten en viel weer terug.
Ze zag er sjofeltjes uit, een openhangende jas en daaronder een truitje met vlekken.
Ik had meteen al medelijden met haar.
Ze liep op de bank naast mij af, aan de overkant van het gangpad, zette haar koffertje neer en vroeg aan de jonge man die daar zat:
“Welke kant gaat de trein op”?
De man had oortjes in en hoorde haar niet.
Nogmaals en nu iets zenuwachtiger vroeg ze weer:
“Welke kant gaat de trein op”?
Het was de trein van Leiden naar Utrecht en de trein kon maar één kant opgaan omdat we op het eindpunt stonden. Maar blijkbaar reisde ze niet vaak met de trein.
Ook nu hoorde de man haar niet en keek niet op of om.
Tegenover mij zat een wat jongere vrouw en zij vertelde welke kant de trein opging.
Met een zucht ging de vrouw zitten, haar gezicht richting Utrecht.
Er ging een telefoon af in haar tas en ze grabbelde in haar tas om de telefoon te pakken.
Af en toe snikte ze even. Ze nam de telefoon aan en huilde nu voluit.
De telefoon stond op de speaker en we konden allemaal horen wat er gezegd werd.
Het was haar dochter die aanwijzingen gaf waar ze in Utrecht moest overstappen.
Ze snapte er niets van en zei huilend:
“Ik doe dit echt nooit meer, echt niet”.
Je kon het ongeduld in de stem van haar dochter horen, maar door het gehuil ontging de vrouw wat er gezegd werd.
De vrouw tegenover mij zei:
“Kom maar dat praat ik wel even met je dochter “.
Mijn medepassagiere  schreef op wat de dochter haar vertelde en gaf toen de telefoon weer terug aan de moeder.
Ze legde de vrouw uit wat ze moest doen en vroeg of ze het snapte.
Ja, ze snapte het zei ze.
Mijn medepassagiere zei tegen mij:
“Ik heb geen tijd om mee te gaan naar Utrecht, ze zal het zelf moeten uitzoeken”.
In Alphen aangekomen stapten we uit. Ik wenste de vrouw succes en ze knikte triest.
Eenmaal thuis had ik spijt dat ik niet ben blijven zitten, ik had tijd genoeg.
Ik had haar in Utrecht kunnen helpen overstappen, waarom deed ik dat niet?
Tot op de dag van vandaag vraag ik me af of ze overgestapt is op de juiste trein.

Tiny 1 december 2022