Selecteer een pagina

Vandaag heb ik dienst op lijn 172 naar Amsterdam.
Een  mooie route via Calslagen, Kudelstaart en Aalsmeer.
Het is koud het heeft gevroren, maar ik zit lekker warm in mijn hokje met een verwarming bij mijn voeten. Het is bovendien erg rustig, momenteel geen enkele passagier, de spits is voorbij en ik geniet van mijn omgeving.
In Kudelstaart rij ik op een smalle weg langs het water als ik ineens een meerkoet midden op de weg zie zitten.
Ik toeter om het dier tot actie te bewegen zodat hij wegloopt.
Maar hij blijft zitten, beweegt zijn kop, dus hij is niet dood zoals ik eerst dacht.
Ik kan voorzichtig over hem heenrijden, dat zal geen probleem zijn, maar ik denk dat niet iedereen dat zal doen en straks wordt hij dood gereden.
Ik stap uit met de bedoeling het dier in het gras te zetten.
Als ik hem voorzichtig beetpak, voel ik dat hij steenkoud is.
In een opwelling neem ik hem mee de bus in en zet hem bij mijn voeten om warm te worden.
Hij blijft doodstil zitten. Maar wat nu? Ik moet hem toch weer ergens kwijt.
Ik rij door en een eindje verder staat er iemand bij de halte. Een man, vermoedelijk van zuid Europese afkomst. We rijden verder en ineens komt de meerkoet tot leven. Hij is opgewarmd denk ik. Het is te gevaarlijk zo’n wandelend beest bij mij voeten te laten, straks gaat hij onder mijn rempedaal zitten.
Ik zet het deurtje van mijn hokje open en de meerkoet gaat ervandoor.
Hij fladdert door de bus heen.
Ik zie dat de man die schuin achter mij zit zich wild schrikt. Hij springt bovenop zijn stoel en schreeuwt:
“Een kip, een kip”.
Ik zet mijn bus stil en ren achter de meerkoet aan. De man, van de schrik bekomen gaat ook mee rennen. We duiken tussen de stoelen door, maar het lukt ons niet om de meerkoet te pakken.
Ineens krijg ik een helder idee.
Ik zet beide deuren open, de meerkoet ruikt de vrijheid en fladdert naar buiten.
Pfff wat een opluchting, hoe kwam ik erbij omdat beest in mijn bus mee te nemen.
Maar hij was zo koud en dat vond ik zo zielig.
Als er verderop weer mensen instappen, vragen ze hoe het komt dat ik zo laat ben.
“Ik werd opgehouden door een heel koude kip” zeg ik.
Ik hoor ze denken: “daar is een steekje aan los”.